Sunday, June 15, 2008

the do in de botanique op 14 mei!

Een boek dat geurt naar meer.

Lezen, een van de heerlijkheden die het leven ons biedt. Alhoewel lezen vandaag de dag niet meer hip is -een boek lezen is zoveel vermoeiender dan een film te bekijken- hou ik er van mij te laten opslorpen door een verhaal. Te ontsnappen aan de realiteit en te vluchten in het geluk, het verdriet en de gebeurtenissen, kortom het levensverhaal, van een ander. Bladzijden versmelten zich tot een leven, woorden tot een verhaal, letters tot emoties. Gevoelens van een ander worden de mijne en zijn leven lijkt plotseling het belangrijkste in mijn leven. Ik kan het verhaal niet van me afzetten en er gaat geen vrij moment voorbij zonder dat ik naar het boek waarin dit betoverend mysterie zich bevindt, grijp.

Wanneer ik aan het lezen ben, hoor, zie en denk ik niets anders meer. Ik leer bij over relaties tussen mensen en over hoe om te gaan met bepaalde situaties; want waarover een boek ook gaat, er zijn steeds elementen die kunnen toegepast worden op het eigen leven. Op die manier leer ik van alles bij over het ‘mens zijn’ en leer zo een beter persoon te worden.

Als kind hield ik, net zoals de meeste kinderen dat doen, van de verhalen die mijn papa voor het slapen gaan voorlas. Ik keek uit naar lange autoritten omdat mijn mama dan verhalen verzon. De hoofdpersonages van deze verhalen waren prinsessen, ridders en helden die enorm veel van mijn broer, mijn zus of van mij weg hadden. Zo hadden ze bijvoorbeeld hetzelfde lievelingseten of dezelfde kleur ogen. Later vertelde ze me stukken van bestaande verhalen. Ik kende op die manier meerdere avonturen van Don Quichot en Sanchopanza. Aan haar heb ik mijn echte voorliefde voor literatuur te danken. Mijn papa neemt ook regelmatig een boek ter hand maar mijn mama stimuleerde mij om op creatieve wijze de horizonten van mijn fantasie af te tasten en op die manier zelf verhalen te verzinnen. Ze leerde mij dat ik die kon verrijken door zelf veel te lezen en zo te ontdekken hoe een goed verhaal in elkaar zit.

Mijn eerste eigen positieve leeservaring was ‘Heidi’, dit zijn kinderboekjes soortgelijk aan het meer gekende ‘Tini’. Dit vat meteen ook zo wat mijn hele leesgedrag samen. Ik hou er onbewust van boeken te lezen die net een tikkeltje anders zijn dan de boeken die de meeste leeftijdsgenoten gelezen hebben of om hen voor te wezen. Ik doe dit natuurlijk niet opzettelijk en kijk ook niet neer op mensen die minder gelezen hebben of niet graag lezen maar stiekem glunder ik binnenin een beetje wanneer we het in de klas hebben over een auteur die ik reeds kende of waarvan ik reeds een boek gelezen heb. Nu wil ik geen foutieve indruk geven: een literatuursnob ben ik helemaal niet. Ik heb ook alle Harry Potter verhalen met plezier uitgelezen en kan enorm opgaan in onnozele boeken.

Heidi opende een pad voor me dat ik bewandelde met plezier. Ik las zoveel als ik kon. Alle boeken die ik thuis vond of kon ontlenen in de klasbibliotheek bezorgden mij een reis naar een ongekende wereld die ik met plezier maakte. Boeken die mijn jeugdige leeservaringen gekleurd hebben, waren ‘een rare oom’ van Nico Hiltrop en ‘ganzenborden bij oma’ van Marriëtte Aerts. Twee boeken die ik kreeg van mijn opa. Beiden mogen ze mijn favoriete kinderboeken heten. Ze gaan over jong zijn en over een fantastische wereld waarin alles mogelijk is. Maar ook ‘opapaddenstoelenpap’ van Karel Verleyen tekende mijn leeservaring. Dit was namelijk het eerste boek waarvan ik mij kan herinneren dat ik het niet volledig heb uitgelezen. Achteraf had ik hier zoveel spijt van dat ik mij voorgenomen heb nooit meer een boek

Later, in de laatste leerjaren en het begin van het middelbaar, las ik graag boeken zoals ‘Geen meiden aan boord’ en ‘Barbe wil geen rapier’ van Johan Ballegeer en ‘Voorbij de regenboog’ van Paul Kustermans. Boeken die het verhaal vertellen van sterke meisjes.

Ik werd ouder en leerde de wereld te ontdekken. Ik heb nooit helemaal niet gelezen maar toch zwakte mijn regelmaat af. De liefde bleef maar ik moest mijn aandacht over meer zaken verspreidden. Ik las vooral in de vakanties en natuurlijk ook wanneer het moest voor school. In tegenstelling tot veel vrienden van me, die hier steeds een negatieve houding tegenover hadden, genoot ik van deze ‘opgelegde boeken’. Het waren boeken waarvan ik wist dat iemand die meer gelezen had ze had uitgekozen en goed gevonden.

Ik creëerde mijn eigen leesgewoontes. Ik kan nu nog steeds het best lezen wanneer het stil is in huis. Niemand die me stoort of lastigvalt. Wanneer ik een boek moet lezen voor school dan simuleer ik die stilte. Dan doe ik bijvoorbeeld de gordijnen dicht en steek ik mijn nachtlampje aan en leg ik me in mijn bed. Rustige muziek fleurt enkel de eerste tien minuten op want eenmaal ik in het verhaal verzonken ben, merk ik haar niet meer op. Toch helpt ze me om in de huid van de personages te kruipen.

Op zwoele zomerdagen lees ik dan weer het allerliefst in het raamkozijn gezeten, op die manier genietend van een warme droge windvlaag en van het geluid van de natuur.

Een andere, iets irritantere, gewoonte van me is dat ik, wanneer ik een boek aan het uitkiezen ben in de bibliotheek of in een boekenhandel, steeds de eerste en de laatste zin lees. Als deze mij bevallen dan is de kans groot dat ik dat boek lees.

Voordat ik een boek lees, ruik ik er stiekem even aan. De boeken die het beste ruiken zijn de boeken die lang bij mijn opa op zolder hebben gestaan. Mijn Latijnse woordenboek heb ik daar gehaald en ik vind het alleen omwille van de geur een heel plezier om er in te bladeren.

Nu ben ik terug uit dat literatuurdipje van de laatste jaren. Ik lees gemiddeld één tot twee boeken per maand. In de vakanties zijn dat er iets meer, gedurende de examens dan weer iets minder. Het genre maakt me niet zoveel uit. Dat mag variëren van absurd tot serieus, van rauw realisme tot pure fantasie zolang het verhaal er achter maar de moeite is. Ik ontdek relatief gemakkelijk iets dat ik leuk vind in een boek en zal dus ook niet gauw zeggen dat ik iets niet graag gelezen heb.

Het laatste jaar heb ik vooral veel van Cyriel Buysse gelezen. Zijn schrijfstijl intrigeert me. Zijn overtuiging dat het lot bepaald is en dat je, hoe hard je ook probeert, daar niets aan kan veranderen, zit op zo een wonderlijke manier in zijn teksten verweven. Ik denk dat ik al de verhalen die ik gelezen heb binnen enkele jaren nog eens ga moeten herlezen om de echte betekenis te snappen.

Nu ben ik bezig aan ‘reis rond de wereld in tachtig dagen’ van Jules Verne. De episodische stijl van het boek, dat hij oorspronkelijk als verhaal in een krant publiceerde, bevalt me wel.

Ik hoop steeds de tijd te kunnen blijven vrijmaken om te lezen. Literatuur bezorgt mij ontspanning, plezier, verdriet, en nog zoveel meer onbeschrijfelijke gevoelens. Het vervult een plaatsje dat ik me niet leeg kan inbeelden.

Observatie

Op één tafeltje na, zit het hele cafeetje vol. Ze laat de deur achter zich in het slot vallen. Het is een oude deur. Zo eentje die lijkt op een winkeldeur die je zou kunnen terugvinden in het ‘huis van Allijn’. De enige ‘vernieuwing’ is dat het belletje, dat aan de binnenzijde hing, en dat telkens dat de deur open ging een stoot kreeg en rinkelde, is weggehaald. Het vrolijke geroezemoes en lawaai overstemt de jazzy muziek. Het geluid van babbelende mensen heeft iets uitnodigend en geruststellend. Ze haast haar naar dat laatste vrije tafeltje. De zware cafélucht zal de hele dag in haar kleren en haren blijven hangen, bedenkt ze zich.


Daarnet, op weg naar hier had ze de krant gelezen. Radioactief staal komt België gemakkelijk binnen vanuit China. Er is een groot tekort aan vervangleerkrachten. Er wordt een Belg vervolgd omdat zijn echtgenote haarzelf in brand stak. Het gaat nog steeds niet goed met de Belgische politiek. De verkeersveiligheid en het aantal ongevallen raken maar niet onder controle. De open markt schaadt Haïti, en ook België moet daar iets aan doen. De olieprijzen stijgen alweer. Anderlecht lijkt kansloos. Jongeren ‘kamperen’ voor het internet: dag en nacht zitten ze voor het scherm, is dit wel nog gezond? Het gat in de ozonlaag wordt groter en het klimaat is nog steeds ontregeld. De koolmees heeft door de opwarming van de aarde met grote problemen te kampen.

Zo ging het wel nog enkele bladzijden verder, van kwaad naar erger. Ze had de krant weer netjes gevouwen en opgeborgen. Al dat slechte nieuws beviel haar niet.


Ze is een kwartiertje te vroeg. Het laatste tafeltje bevindt zich gelukkig op een strategisch plekje. Ze heeft er zicht op het hele cafeetje en kan er nogal onopvallend de mensen rondom haar bestuderen. Daar houdt ze van. Ze verzint dan hele verhalen: vanwaar de mensen komen, waarom ze er zijn, wat ze elkaar te zeggen hebben, en hoe ze zijn. Wie er achter het masker ‘mens’ schuilt.


Aan de tafel naast haar zit een man op leeftijd. Hij is deftig gekleed, en doordat de uiteinden van zijn zwarte haren wit zijn, lijkt het of hij een aureooltje rond zijn hoofd draagt. Zijn vriendelijke trekken zijn in een peinzende grimas getrokken. Hij zit gebogen over een stapel papieren, en tikt zenuwachtig met zijn rode balpen tegen de rand van de tafel. Tiktiktiktiktiktik. Misschien is hij een leraar, die druk aan het verbeteren is. Hij moet binnen een uurtje in het stad zijn, dus het was niet de moeite om huiswaarts te keren en bracht zijn verbeterwerk dus maar mee. Hij raakt er niet aan uit. Plots glimlacht hij, en noteert iets op het blad. Hij kijkt even op zijn horloge. Hij heeft dus een afspraak, denkt ze. Hij steekt het stapeltje verbeterwerk weg, en loopt naar de bar om nog een pint te bestellen.


Ietsje verderop, rond de wat grotere ronde tafel, zitten 7 meisjes druk te praten. Een ervan is een sigaret aan het roken. Het meisje dat links van haar zit, wuift de rook af en toe theatraal en overdreven weg, in de hoop dat haar vriendin zou beseffen dat ze het ambetant vindt. Maar het meisje merkt het niet, want ze is ondertussen uitbundig aan het lachen met het blonde poppetje dat rechts van haar zit. Het meisje dat tegenover hen zit is voor ze haar vriendinnen kwam vergezellen, gaan winkelen. De meisjes naast haar bekijken heel geïnteresseerd al haar nieuwe spulletjes. Wanneer één van hen haar nieuwe paar schoenen uithaalt, klinkt er uit elk van de acht meisjes hun mond een bewonderend kreetje. Het zevende meisje is aan het praten met het meisje met de rode strik in haar haren, die zonet nogmaals de rook wegblies. Ze zitten net iets te veel naar elkaar toegebogen. Ze hebben duidelijk een “persoonlijk gesprek over jongens.” Het rokende meisje haalt haar gsm boven en doet haar vriendinnen dan zwijgen. “Ze kan er elk moment aankomen” zegt ze. En ze had gelijk. Nog geen halve minuut later komt er een meisje het café binnen. Ze hoort duidelijk bij dit olijke gezelschap. Drie meisjes die het dichtst bij de deur zitten, springen op en vliegen het verbaasde meisje rond de hals.

GELUKKIGE VERJAARDAG, klinkt het nu plots van alle kanten. Het verbaasde gezichtje verraadt dat ze niet al de vriendinnen daar had verwacht.


Haar aandacht wordt plots getrokken door een meisje dat enkele tafels verder rechtstaat om aar het toilet te gaan. De jongen die achtergebleven is, kijkt haar glimlachend na tot ze in verdwenen is achter de klapdeuren die naar het toilet leiden. Hij zucht gelukkig. Een koppel in wording. Nu het meisje even weg is, weet hij zich geen houding aan te nemen. Hij moet een positie zien te vinden, waardoor het meisje verplicht wordt, zonder het goed en wel te beseffen, om dichter bij hem te zitten. Hij draait de tafel een klein beetje, schuift de stoel wat meer naar zich toe en keert zelf een beetje meer naar de stoel toe. Hij kijkt voldaan. Haar knieën zullen nu zachtjes tegen de zijne rusten. Zij zal er zich geen vragen bij stellen, en zal ze ook niet weg trekken. Ze keert terug van het toilet, en precies zoals hij gehoopt had, werkt zijn plannetje. De jongen maakt een opmerking en het meisje gooit haar hoofd verleidelijk lachend naar achter zodat haar lange nek nog beter tot uiting komt. De jongen slikt drie maal, lacht mee, en zet dan de stap. Hij legt zijn arm rond haar schouders, en trekt het meisje lieflijk naar hem toe. Het feit dat ze hem laat begaan is voor hem een hele opluchting.


Ze wendt haar blik af. Ook zij kent grenzen. Ondertussen zit de oudere man nog steeds te wachten, en pakt het jarige meisje haar cadeautjes uit. Een tweepersoonstafeltje verder zitten twee zuiders uitziende mannen. Ze lijken op elkaar als twee druppels water. Het moeten broers of neven zijn. Nog voordat hun glas Duvel leeg is, bestellen ze al een nieuw glas. Hun gezichten stralen. Ze hebben iets te vieren. Wie weet is de ene man de andere komen opzoeken vanuit Italië, of verder nog, Mexico ter gelegenheid van de geboorte van diens eerste kind. Wat ze precies te vieren hebben, zal ze nooit weten, maar dat ze aan het vieren zijn, dat is zeker.


Een meisje met een kleurrijk sjaaltje zit te kauwen op de achterkant van haar potlood. Ze kijkt zeer aandachtig van het meisje dat voor haar zit, naar een blad dat op tafel ligt. Ze vist een gommetje uit haar pennenzak en gumt zorgvuldig hier en daar wat uit.


Een jong gezin zit een tafeltje verder. Vader heeft zijn twee verwende dochtertjes tijdens het wandelen beloofd dat als ze braaf waren, ze iets mochten eten of drinken op het einde van de tocht. Belofte maakt schuld.


Iets later komt een meisje naar haar tafeltje toegelopen.

-Sorry dat ik laat ben. Hoe gaat het?

Goed, antwoordde ze, want als het geluk niet in de kranten te vinden is, dan moeten wij het zelf opzoeken.

De olifantenprinses

Kerstexamen 2007-2008

14 december 2007

Het is twee uur in de namiddag en omwille van die opdracht moet ze terugdenken aan lang vervlogen tijden, toen ze van de wijde wereld nog niets afwist en geen zorgen kende. Alles was op zich een uitzonderlijke ontdekking. Ze sluit haar ogen en denkt diep na over de mooiste ontroering, het diepste geluk en de meest hartverscheurende pijn die haar reeds overkwamen.

Ze heeft haar gezichtje in papa’s tedere hand verscholen. Alsof er niets kan gebeuren als ze het niet kan zien. Heel af en toe piept ze, met half dichtgeknepen oogjes, tussen de lieve vingers door. “ Niet vallen Filipe, niet vallen! Straks eet hij je nog op, net als dat pindanootje van daarnet, in één hap” prevelt ze.

De man in het witte pak helpt haar broer nu op de rug van de olifant. Straks is het haar beurt. Terwijl haar broer op de olifant rijdt, komt de trapezedanser haar vragen of ze er klaar voor is. Mama panikeert, ‘of ze daar wel groot genoeg voor is?’. Filipe klimt behendig van het beest zijn rug af. “Jouw beurt, Monica”

Ze is nog maar zes jaar, en nog helemaal niet van plan om groot te worden. Toch wil ze bewijzen dat ze het durft. Papa knijpt zachtjes in haar kleine handje, en laat haar vervolgens los.

“Ze heet Chica” zegt de man in het witte pak. Ze is te zenuwachtig om te antwoorden, dus knikt ze kort. De man heft haar op, kijkt haar even aan, tovert een reusachtige glimlach op zijn gezicht; helpt haar op de rug van de olifant en aait nog eens over haar krullenbol.

Daar zit ze dan, met haar ogen stijf dichtgeknepen, op de rug van een olifant. “Zo, stamelt ze, zie je wel dat ik het durf!” Ze hoort haar broer lachen: “ Monica, doe dan toch je ogen open!” Voorzichtig volgt ze zijn woorden op. Zo hoog uitkijkend boven de rest heeft ze nog nooit helemaal alleen gezeten. Papa zwaait. Heel even laat ze het handvat aan het zadel met één handje los om terug te zwaaien, maar gauw grijpt ze het weer stevig vast. Het duurt even, maar dan zijn alle angsten overwonnen. Ze vindt het prachtig nu, en waant zich een prinses in één of ander ver land. Waar olifanten precies leven, weet ze niet goed. Dat moet ze straks maar eens aan papa vragen.

“Klaar om te rijden?” Vraagt nu de man in het witte pak, terwijl hij achter haar gaat zitten. Voetstap voor voetstap beweegt de olifant zich. Voor de toeschouwers lijkt het ontzettend traag, en is er niets aan. Maar voor haar draait het niet zozeer om het tempo, noch om het dier waar ze op zit. Ze voelt zich groot, en wil het eindelijk ook graag zijn. Ze wil groeien, en niet langer behandeld worden als de kleuter van gisteren. Ze wil nieuwe dingen leren kennen en ervaringen opdoen.

De ontdekking dat het helemaal niet zo erg is om de wereld van bovenaf te bekijken, is de eerste van een hele reeks die haar leven veranderen.

De man helpt haar nu weer van de olifant. Het voelt gek aan om weer zelf op de grond te staan. De jungle waarin ze net als een prinses op haar olifant had gereden, verandert zich terug in een circusarena. Ze slaat de hand die papa aanreikt af, daar voelt ze zich reeds te groot voor, en gaat met haar handen in de zakken van haar plots té roze en té kindse jasje naast Filipe lopen.

Om haar heen gaan er deuren open en de realiteit dringt binnen. Maar nu anders dan voordien. Niets verbaast of verdwaast haar nog. Ze snapt nu dat de dingen zijn. Ze heeft haar plaats in de wereld gevonden.

Ze opent haar ogen terug. Haar gezicht voelt warm aan, en tegelijk heeft ze het toch koud. Dat ze zich ooit zo graag oud en wijs heeft willen voelen, terwijl ze nu zo verlangt naar het afgelopen kinderleven. Het kinderleven opgebouwd uit dromen en fantasie. Zonder keuzes die moeten gemaakt worden. Zonder schijnheiligheid.

Ze wil terug naar de dagen dat ze zich evenveel kon verwonderen om een bloem als om een olifant.

Aanrijding in Moscou

Een film van Christophe van Rompaey

Matty (Barbara Sarafian), een vrouw van 41, leeft reeds enkele maanden gescheiden van haar man. Hij heeft haar verlaten voor een jongere vrouw. Hij komt straks wel met hangende pootjes terug, denkt ze. Wanneer ze met haar twee jongste kinderen het parkeerterrein van de supermarkt wil verlaten, heeft ze een botsing met een grote vrachtwagen. Johnny (Jurgen Delnaet), 29 , stapt uit en begint Matty de huis vol te schelden. Zij laat zich niet zomaar op haar kap zitten, zet ook een grote mond op en belt tenslotte de politie.

Dit is het begin van een hartverwarmende, grappige romance. Johnny kan van de politiepapieren Matty’s nummer aflezen. Dit zorgt voor grote verwarring in haar leventje. Ze zit diep in de put. Moet ze kiezen voor haar man, die haar even achtergelaten heeft voor een jong ding, of voor johnny, de veel jongere truckchauffeur. Het hek is helemaal van de dam wanneer de oudste dochter thuiskomt met haar eerste lief: een meisje.

Volgens mij is de boodschap achter dit Ledebergse drama dat geluk niet altijd berust op diepgewortelde fundamenten, op naam of status of op rijkdom. We moeten onze ogen openen voor ‘de engeltjes’ die ons elke dag omringen. We mogen ons niet blind staren op ons ongeluk. Hoe vreselijk onze omgeving ook is, hoe verdrietig we ook zijn, hoe pijnlijk alles lijkt, ook daar zijn er kleine dingen die ons gelukkig kunnen maken.

Opdat het geluk niet enkel een herinnering zou zijn.

De voorbije drie jaren heb ik, door onder andere verhandelingen en gedichten die we moesten schrijven, gemerkt dat er één filosofisch onderwerp is dat mij enorm boeit. Onbewust, en soms ook niet onbewust, gingen mijn teksten vaak over opgroeien, veranderen en het kind in zichzelf verliezen. Hoe kan je opgroeien en tegelijk ook trouw blijven aan jezelf?

Ik denk dat wij veel kunnen leren van kinderen, hun ziel is nog wit. Ze zijn nog schoon en doen geen kwaad. Ze zijn puur, creatief en nemen geen blad voor de mond. Maar ze zijn nog niet écht mens: ze bezitten geen kennis, geen maatstaaf voor goed en kwaad, geen rede, geen besef van tijd en ruimte, geen dromen, geen herinneringen en geen zinsvragen. Dingen die ons allemaal een stukje mens maken. Net daardoor kunnen wij zien wat het pure gedeelte van onze ziel is en wat ons later wordt aangeleerd op school of door onze opvoeding of gewoon door ouder worden. Het is dus natuurlijk zeer belangrijk dat we opgroeien, maar hoe kunnen we dat doen zonder het kinderzieltje dat de kern is van onze ziel te verraden?

Zoals William Wordsworth in zijn gedicht ‘my heart leaps up’ verwoorde: The child is the father of the man. Elk van ons is opgegroeid uit een kind. Ieders persoonlijkheid hangt af van hoe hij met dat kind en dat opgroeiingsproces is om gegaan. Het ‘kind zijn’ is een stadium van onze ziel. Het is een deel van onszelf. Net als een hand groeit die ziel, maar behoudt ze toch heel haar leven lang dezelfde functie. En men snijdt zijn hand ook niet af omdat ze nu meer kan omvatten dan toen. Maar welk gedeelte moeten we dan koesteren en welk gedeelte moeten we laten groeien?

Als ik daarnet zei dat het kind nog niet écht mens is, dan denk ik dat opgroeien start bij ons persoonlijk menswordingsproces. Dat gaat natuurlijk van start vanaf de geboorte, maar ik denk persoonlijk dat het echt begint wanneer we voor het eerst in aanraking komen met een situatie waar het kind zijn naïviteit op de proef gesteld wordt. Zo dateert mijn verste herinnering van in de zandbak, toen een ander kind mijn schopje stal. Natuurlijk was ik daarna nog steeds kind, maar ik had geproefd hoe bitter de wereld soms kan zijn. Dit laat natuurlijk een modderige voetafdruk na op de witte ziel van een kind.

Een kind zijn wereldbeeld, reikt tot de grenzen van zijn leefwereld: naast zijn huis, zijn tuin, de school en het park waarin hij af en toe met mama gaat wandelen, bestaat er niets anders meer. De wereld zit vol met zwarte gaten die het opvult met fantasie. Het kind in zich koesteren betekent dus niet dat je kinderachtig moet blijven, maar dat je je elke dag opnieuw om kleine alledaagse momenten moet kunnen verwonderen. Ik vind dat de Engelsen in dat verband twee woorden hebben die het verschil duidelijk maken; het is niet de bedoeling dat wij ‘childish’ blijven maar wel dat wij ‘childlike’ zijn.

Ik geloof dat het belangrijk is dat wij gretig gebruik blijven maken van onze fantasie. Zou het niet kunnen dat zij bedoeld wordt met ‘de fontein der jeugdigheid’. Ik ben er van overtuigd dat eens we haar achterwege laten we ontzettend verouderen.

Daarnaast kunnen de meeste mensen gelukkig terugblikken op hun kinderlevens. Wanneer dit niet zo is, is dit vaak omdat ze door omstandigheden en omgeving gedwongen werden om te snel op te groeien. Zijn wij dan niet verplicht te koesteren wat ons toen gelukkig maakte?

Binnen enkele weken is het zo ver: wij zesdejaars verlaten de middelbare school en gaan onze levenswegen elders verder zetten. Het is nu een kwestie van juist beslissen wat je wil studeren. In welke grond je persoonlijk het best kan aarden om zo je persoonlijkheid de kans te geven haar zo goed mogelijk te ontwikkelen. Studeren lijkt mij meer dan alleen maar studeren: studeren is opnieuw een stukje meer mens worden.