Sunday, January 6, 2008

One world, one promise!

Overal waar je keek, zag je jonge mensen. Duizenden jongens en meisjes verzamelden zich vorig jaar op negenentwintig april om het honderjarige bestaan van de scouts te vieren. Alhoewel al die mensen al twee avonden lang hadden gefeest en daardoor nauwelijks hadden geslapen, was de vermoeidheid niet aan hun enthousiasme en opgewektheid te merken. Iedereen probeerde zijn scouts zo goed mogelijk te vertegenwoordigen door deel te nemen aan de stoet, aan de voorziene workshops en aan de show.

Baden-Powell, de vader van het scoutisme, spoorde 101 jaar geleden een groepje moedige jongens aan om met hem te gaan kamperen. Zomaar, de wereld ontdekken. Het was een vreemd initiatief, want in open lucht slapen werd enkel gedaan door daklozen, arme mensen en militairen. Maar de jongens kenden het concept al een beetje, want ook thuis namen zij vaak samen deel aan zulke activiteiten. Ze vetrouwden op Baden-Powell en trokken de wijde wereld in.

Toen ze aankwamen op Brownsea Island, stonden hen enkele verrassingen te wachten: de jongens werden ingedeeld in groepjes. Dit waren ze al gewoon van vroegere spelen, maar nieuw was dat ze in deze groepjes zouden leven, koken, werken en deelnemen aan de spelen. Kortom, in deze groepjes zouden ze de dagen doorkomen. En een van hen zou de patrouilleleider zijn. Hiervoor werd uit elke groep, de oudste en meest verantwoordelijke jongen gekozen. Elke groep kreeg een dierennaam.

Het doel van het toenmalige scoutisme was om te leren overleven: eerste hulp bij ongevallen, zelf koken en met middelen uit de natuur leren werken. Dat moet natuurlijk in het juiste tijdskader geplaatst worden: er heerste oorlog, economische crisis, revolutie en grote sociale verschillen. Baden-Powell wou de vaak ongeschoolde jongens tegelijk ontspanning brengen door hen even uit de realiteit weg te rukken als kennis meegeven.

Eerst bestond scouting enkel voor Britse jongens, maar al gauw begonnen ook de Britse meisjes op zichzelf avonturen te verzinnen. Niet veel later week het scouts-fenomeen uit naar andere landen. Het onbekende, speelse samengaan van spel en scholing was voor veel jongeren aantrekkelijk. Klasse, stand, religie, politieke overtuiging en rijkdom waren -en zijn het nog steeds- allemaal factoren die bij scouting niet uitmaakten. Niet wat je op jezelf bent, maar wat je in de groep kan betekenen was, en is, belangrijk

Natuurlijk is het begrip scouts vandaag de dag niet meer exact hetzelfde als 100 jaar geleden. Wij leven niet meer in die tijd van crisissen. Wij gaan er niet meer heen om te leren hoe je kookt op een zelfgemaakt vuurtje en nog veel minder om te leren spoorzoeken. Neen, scouts gaat over je persoonlijkheid versterken, vrienden maken, zich ontspannen, teruggrijpen naar de natuur en haar schoonheid. Je wordt gewaar wat het is om niet de dagelijkse luxe te hebben om te kunnen douchen en niet steeds die moeder bij je te hebben die zorgt dat er warm eten voor je klaarstaat. Je leert creatief, vindingrijk en origineel te zijn. Je leert plezier maken met weinige middelen.

Binnen een gezond kader leer je jezelf beter kennen. Je ontdekt de goede en minder goede kantjes van je karakter. Vooral de totemisatie draait daar rond. Het geven van totems kan voor buitenstaanders nogal vreemd lijken. Maar voor scouts is het heel normaal. Het stamt eigenlijk af van een oeroude traditie van zowel de indianen als de afrikanen. Zij hadden de gewoonte hun krijgers dierennamen te geven op basis van karaktereigenschappen of hun heldendaden. Binnen de scouts moeten de leden die hun totem doen een proef afleggen. Hoe dit precies is zijn werk gaat, is in elke scouts verschillend, maar er zijn enkele gelijklopende kenmerken. In vele scoutsgroepen mogen de leden die hun totem toegekend zullen krijgen de dag van de totemisatie niet met mekaar praten. Ze krijgen van de leiding een of twee opdrachten, die ze gedurende de loop van de dag moeten uitvoeren. Het zijn geen fysische of vernederende proeven zoals vroeger bij de indianen soms wel het geval was, maar het zijn proeven die steunen op vindingrijkheid en originaliteit.

Later bij het kampvuur stelt elk lid zijn proef voor en worden de totems uitgedeeld. De totems zelf zijn dierennamen, die de persoonlijkheid vertolken. Men gaat op zoek naar een dier dat dezelfde eigenschappen heeft als de persoon zelf.
Er kunnen ook bijtotems gegeven worden, zoals adjectieven en kleuren. Zo worden bepaalde karaktertrekjes nog eens extra in de verf te zetten.

Je hoort wel eens zeggen ‘de scouts, dat is enkel en alleen geforceerd sociaal contact!’ Maar waarom zou scouts meer of minder geforceerd contact zijn dan gelijk welke andere vereniging? Net zoals studenten- of sportclubs komen mensen samen op basis van een gelijkaardige interesse. Als contacten opbouwen op basis van interesses geforceerd is dan kan men niets meer doen en nergens meer naartoe gaan waar andere mensen zijn, want uiteindelijk is elk feestje, elk café, elke sportclub en elke toneelzaal zo een basis.

Een ander argument dat scouts om de oren geslingerd wordt, is hoe ridicuul het is dat zij in ‘zulke apenpakjes’ rondlopen. Het is een belachelijk verwijt, want er zijn zovele redenen waarom scouts een uniform hebben. Ten eerste is het een traditie: men wil geen klassen onderscheiden binnen de groep door de kledij. Als ieder kind hetzelfde aanheeft, gaan ze eerder op zoek naar meer diepgaande waarden om vriendschap te sluiten.
Ten tweede gaat het om het samenhorigheidsgevoel: indien twintig kinderen er hetzelfde uitzien, kunnen zij zich in elkaar herkennen. Je moet maar eens rondlopen op straat en, voor een keer mag het, doe je best om te bevooroordelen: je ziet links een groepje muzikanten, en rechts een groepje punkers, er jogt een groep sportievelingen voorbij, en in tegengestelde richting loopt een groep winkelende meisjes met elk hun eigen channel-handtas. Mensen, en zeker jongeren die op zoek zijn naar zichzelf, grijpen terug naar uiterlijke kenmerken.
Verder wil de scouts zich naar buiten toe profileren als een herkenbare groep.

Maar gelijk wat sommige mensen beweren, de honderdste verjaardag van de scouts vorig jaar heeft meer dan veel bewezen dat er genoeg mensen zijn die wel geloven in het positieve karakter van de scouts.
Meer dan 80.000 jongeren kwamen samen in Brussel om dit grote feest te vieren, en geen enkele van die jongeren heeft geklaagd over geforceerd sociaal contact! Brussel werd gekenmerkt door vriendschap, plezier en ontdekking. En allen juichten toen prins Filip in zijn toespraak zei: ‘Scouts, ga door met het creëren van een betere wereld!’

Commercieel of authentiek?

De eerste keer dat ik gitaarles volgde, vroeg mijn leraar me: "Hoe zou jij muziek definiëren?" Ik wou een goede indruk maken en antwoordde heel ‘geleerd’: "Muziek is een aaneenschakeling van noten, tonen, die voor ons aangenaam klinkt." Daarop zei mijn leraar: "Je hebt gelijk hoor maar je beschrijft het allemaal te theoretisch. Het antwoord dat ik horen wou, is dat muziek de vertolking van emoties is."

Muziek is steeds een manier geweest voor mensen om op een artistieke manier hun allerdiepste gevoelens uit te drukken. Gevoelens worden onder woorden gebracht, en het deel dat niet in woorden kan vertolkt worden, wordt omgetoverd tot klanken. Dat is al zo sinds het begin van de muziekgeschiedenis. Precies daarom zijn genres zoals de blues ontstaan: Afrikaanse slaven drukten hun vrijheid –of net het ontbreken ervan- uit in hun muziek. Ze spraken onderling af dat een heel gewoon woord gebruikt zou worden als scheldwoord. Dat woord werd dan verwerkt in hun liederen en zo beledigden ze stiekem hun bazen en leiders zonder dat die het ooit konden doorhebben.

Niemand kan weten welk gevoel de artiest oorspronkelijk kwijt wou in zijn muziek, maar elke luisteraar kan wel zijn eigen interpretatie geven. Vaak zullen meerdere mensen ongeveer hetzelfde gevoel ondervinden bij het beluisteren van een muziekstuk, ze zullen er kracht of troost uit putten. Daarom is muziek zo belangrijk in bijvoorbeeld de strijd voor de mensenrechten. De muziek verbindt mensen.

Er bestaan geen echte regels om muziek te maken. Je hebt natuurlijk wel de klassieke manier om de instrumenten te bespelen, en instrumenten die beter samen passen dan andere, maar daar tegenover staan alle denkbare alternatieve genres. Zo proberen artiesten zich uit te drukken door geluid anders te gebruiken en zo verschillende gevoelens teweeg te brengen bij het publiek. Dat klinkt heel abstract, maar bands zoals Sonic Youth passen het zeker toe. Ze negeren wat als normaal wordt beschouwd en maken muziek met anders gestemde gitaren, die ze bespelen met schroevendraaiers of drumstokken. Ook creëren ze regelmatig feedback of ‘storing’ door gitaren tegen versterkers aan te duwen. Ondanks dat alles slagen ze erin hiervan een beluisterbaar geheel te maken. Hun genre wordt dan ook niet zomaar omschreven als noise.

Op die manier omschreven lijkt het artiestenbestaan een paradijs, waarin zij zich helemaal kunnen laten gaan en hun diepste redenen van het bestaan kunnen uitdrukken. Maar dat is niet zo, integendeel zelfs. Om als artiest te kunnen overleven, moet hun muziek verspreid worden. De meest voor de hand liggende manier om dat te doen, is door samen te werken met grote platenmaatschappijen. De vier grootste labels zijn EMI, Warner Music Group, Sony BMG en Universal Music Group. Die vier bezitten ongeveer 70% van de muziekindustrie over de hele wereld. Ze verdienen aan de muziek meer dan de muzikant zelf, en beperken daarbij ook de vrijheid van de muzikant: ze bewerken de teksten, de muziek, de titel en de cd-hoes naar de door hun gestelde commerciële waarden zodat het geheel beter zou verkopen. De muziek wordt soms totaal veranderd: een rustig, jazzy nummer wordt omgevormd tot een heuse Ultratop 50-hit. Andere keren wordt er slechts hier en daar iets kleins aangepast, zodat de tekst gemakkelijker mee te zingen is, en aldus langer blijft hangen.

Maar wordt hierbij niet de artistieke vrijheid van de muzikant afgenomen? En, als we er van uitgaan dat muziek emotie is, wordt dan ook niet zijn emotionele vrijheid ingeperkt? Door iemand anders dan de artiest zelf aan de authentieke muziek te laten sleutelen, wordt de bedoeling van de muziek veranderd. Wat niet wil zeggen dat de artiesten hun muziek niet kunnen bespreken met andere mensen die ook verstand hebben van muziek. Dat kan zelfs heel nuttig zijn: ze kunnen er raad en tips uithalen om hun muziek inderdaad te verbeteren. Ze moeten echter de vrijheid behouden om enkel die veranderingen door te voeren die zij zelf nodig en passend achten.

Gelukkig zijn er nog andere manieren om hun muziek tot bij het publiek te brengen en daarbij aan die monsterlabels te ontsnappen. Er zijn verschillende onafhankelijke platenmaatschappijen, die op een eerlijke manier goede muziek proberen te produceren. Ze zijn volledig onafhankelijk, dus het zijn ook geen dochtermaatschappijen zijn van de grote labels. De muziek die zij produceren wordt gekwalificeerd als indie (afkomstig van het engelse independent). Rond deze term is er wel enige discussie bij de muziekliefhebbers. Sommigen hanteren hem voor muziek geproduceerd door deze onafhankelijke labels, anderen voor alle muziek die als niet mainstream bestempeld wordt.

Verscheidene artiesten brengen -vooral in het begin van hun carrière- albums op zichzelf uit. Ze creëren ‘eigen labels’ en doorlopen zelf het hele productieproces. Dat kan, maar het is moeilijk. Wat meestal gebeurt, is dat een grotere platenmaatschappij een self-released album te horen krijgt, en dan het label overneemt. De zelf uitgegeven albums blijven vaak minder gekend dan de later uitgegeven albums. Een voordeel hierbij is zeker en vast dat de artiest eisen kan stellen aan de maatschappij die zijn muziek wil overnemen. Zo kan hij eisen dat zijn muziek onveranderd moet blijven. Maar wanneer ze geen succes kennen, maken ze verlies aan de productie. Toch is het zo dat artiesten nu vaker dan vroeger het risico nemen.

Nog een andere manier om hun muziek bij het grote publiek te verspreiden, is via het internet. Die wijze is jong en nog niet echt goed gekend. Een logische vraag die artiesten en maatschappijen afschrikt is: ‘Als de muziek verspreid wordt via het internet, verdienen we toch geen geld?’
De meeste bands die zo groot geworden zijn, hadden helemaal niet de bedoeling om bekend te worden. Het was een groepje vrienden, dat samen muziek maakte. Ze besloten om enkele van hun nummers, concerten en video’s online te plaatsen. Dat kan gratis via websites zoals myspace, last.fm, radioblogclub, youtube of googlevideo. Er luisterden meer mensen naar dan ze zelf ooit hadden durven dromen. Meer nog, ze laten op de website in de daarvoor voorziene ruimte berichten achter waarin ze de muziek ophemelen, en vragen of de band geen cd heeft. Stilletjes aan gaat de bal aan het rollen en kunnen ze veilig een album op eigen houtje uitgeven.

Er zijn natuurlijk ook enkele artiesten, zoals Clap Your Hands Say Yeah, die wel dromen van een carrière als muzikant, maar ook besluiten hun muziek via het internet te verspreiden. Ze doen dat dan op dezelfde manier als hierboven, met het verschil dat ze hun muziek zelf over verschillende sites promoten en aanprijzen.

Een feit is dat de muziekliefhebber gemiddeld sneller een album koopt dat zelf uitgegeven is, dan een album uitgegeven door een groot label. Men gaat er van uit, dat de labels toch geld genoeg hebben, en dat van dat geld dat ze betalen heel weinig bij de artiest zelf terechtkomt. Ze kunnen dus evengoed het album -illegaal?- downloaden. Maar ze weten dat hun geliefde artiesten, die zelf alles doen en financieren, niet aan een tweede album kunnen beginnen zolang het eerste niet heeft opgebracht. Dus, als ze willen dat hun idool meer muziek uitbrengt, moeten ze wel helpen! Die albums zijn daarbij vaak goedkoper dan de cd’s uitgegeven door platenmaatschappijen.

Om op die manier roem te vergaren moet je naast talent ook geduld hebben en vooral blijven volharden. Het is nu eenmaal moeilijker om zo ontdekt te worden, dan door op de grote maatschappijen te rekenen. De vraag die elke artiest zichzelf moet stellen is wat hij of zij belangrijker vindt: roem op een manier waarbij hij een stukje van zijn authenticiteit verliest of steeds zichzelf blijven maar misschien nooit ontdekt worden.